bewegend kader

bewegend kader

De rand van het gezichtsveld is geen werkelijke lijn. Ons gezichtsveld wordt niet uit de objectieve wereld losgesneden, het is er geen scherp afgebakend fragment van, zoals een door het venster omlijst landschap. Wij kunnen er even ver in zien als de greep van onze blik op de dingen zich uitstrekt, ver voorbij de zone van het duidelijk zichtbare, en zelfs achter ons. Bij het bereiken van de grenzen van het gezichtsveld gaat men niet over van zien in niet-zien: de grammofoon die in de kamer hiernaast speelt en die ik niet uitdrukkelijk zie, telt toch mee in mijn gezichtsveld; omgekeerd is dat wat wij zien ook altijd in zekere opzichten ongezien: er moeten verborgen kanten van de dingen en dingen ‘achter ons’ zijn, wil er sprake kunnen zijn van een ‘voorkant’ van de dingen, van dingen die vóór ons zijn , en uiteindelijk van een waarneming. De  grenzen van het gezichtsveld zijn een noodzakelijk moment in de ordening van de wereld, geen objectieve omtrek. Maar tenslotte is het ook waar dat een object ons gezichtsveld doorkruist, dat het zich erin verplaatst en dat beweging buiten deze betrekking geen enkele zin heeft. Naarmate wij een bepaald deel van het veld de waarde van figuur of juist van achtergrond toekennen, verschijnt het ons in beweging, of juist in rust.

Merleau-Ponty, Fenomenologie van de waarneming, p 365