Ik ben gek op kleden en tapijten. Je kunt ze zo mooi op de vloer leggen en er dan naast of op gaan zitten. Het voelt een beetje alsof je in een tuin zit. Ik kan lang kijken naar de kleuren en patronen, net zo als ik kijk naar de kruiden in de tuin. De kleuren en patronen maken me rustig.
Wel is het zo dat de mooie kleden niet te betalen zijn voor mij, maar heel erg vind ik dat niet want ik heb besloten dat ik niet alles wat ik mooi vind ook moet ‘hebben’. Ik kom ze tegen, maak er foto’s van en verzamel plaatjes waarop ze staan afgebeeld. Ik kan er bij wegdromen net zoals ik kan dromen in de tuin. Wat ook fijn is aan een vloerkleed is dat ik er van alles onder kan schuiven, letterlijk en figuurlijk. Ik doe dat graag dingen onder m’n kleed vegen, er past veel onder en de dingen zijn niet meer te zien, onzichtbaar geworden. Als iemand me vraagt hoe het met me gaat zeg ik ‘wel goed’ en ben dan even stil. Op dat moment kijk ik onder mijn kleed, imaginair, en zie ze liggen, de dingen die ik eronder geschoven heb, heerlijk rustig liggen ze daar, wel van mij maar onder het tapijt geschoven kan ik ze tevoorschijn roepen als ik dat wil, maar meestal laat ik ze liggen, en zeg nog een keer ‘ja wel oké ‘ en denk: dankzij m’n kleed.
Gisteren kwam ik in een oude kerk, de buitenmuur gebouwd van geel rode stenen, binnen in de hal links een klein kamertje met op de vloer een tapijt, gemaakt van kleine steentjes in een patroon gelegd. Ik raak het aan met mijn hand, bekijk het patroon en bedenk: dit kleed kan ik niet optillen, in deze ruimte blijft alles zichtbaar. Het kleed is er en dat is het.
Ik had heel lang in deze ruimte willen blijven